We moeten praten

Het zou zomaar kunnen dat ik iets lelijks tegen mijn beeldscherm heb gemompeld. Voor de tweede keer in een jaar zat ik een boekvertaling persklaar te maken (te redigeren) waarvan ik me afvroeg of artificial intelligence (AI) er niet een nogal groot aandeel in had gehad.

Ik haalde wat zinnen uit de brontekst door vertaalwebsite DeepL en kreeg resultaten die voor minimaal driekwart letterlijk overeenkwamen met wat ik op mijn scherm zag. Af en toe was de woordvolgorde veranderd, hier en daar was een synoniem gebruikt. Ik testte een tiental zinnen en mailde de uitgeverij dat ik persklaarmaken leuk werk vond maar dat het geldende pkm-tarief geen PEMT (Post-Editing Machine Translation) dekte.

Het ‘redigeren van machinevertalingen’, wat PEMT is, is namelijk veel lastiger en arbeidsintensiever dan het normale werk van een persklaarmaker. AI is goed en leert snel bij, maar wat hij momenteel afscheidt gaat grammaticaal en stilistisch de mist in, waardoor je een soort Nederlands krijgt dat ik alleen maar als raar kan aanduiden. Maakt een menselijke vertaler misschien eens een spelfout of een grammaticale fout of produceert die een te letterlijke vertaling (wat allemaal begrijpelijk is), AI slaagt erin om dat alles in vrijwel elke zin te combineren en dan vaak nog net de verkeerde woorden te kiezen ook. Daarbij zijn de pkm-tarieven bij algemene uitgeverijen, dus van boeken die je in de boekhandel kunt kopen, in de meeste gevallen laag; je kunt het je niet veroorloven om het werk van de vertaler erbij te doen.

Enfin. De bureauredacteur liet weten dat ze altijd heel tevreden over deze vertaler waren geweest. En dat een vertaling te letterlijk uitviel hoefde niet te betekenen dat de vertaler DeepL had gebruikt, had ik me dat gerealiseerd? En of ik dan, buiten mijn normale werk, voor een toeslagje kon aangeven wat er volgens mij AI was en wat niet? Bovendien, de vertaler ontkende AI te hebben gebruikt en ‘baalde ervan’ dat ik dat dacht.

Ik deed een tegenbod – het was een dik boek en ik kon het geld goed gebruiken, bovendien had ik niet zo snel andere inkomsten – sliep die nacht niet en gaf de opdracht terug. Voor mijn eigen gemoedsrust herhaalde ik de DeepL-test met wat minder vlotte zinnen uit een boekvertaling van een andere vertaler. Daar kwamen totaal verschillende resultaten uit; in een paar gevallen bedacht DeepL zelfs aanmerkelijk swingender oplossingen.

Voordat jullie denken ‘Wat een zure ouwe muts is die Margot Reesink’:

wat ik nadrukkelijk niet wil is een moreel oordeel uitspreken over vertalers die AI inzetten. Ik heb Vertaalwetenschap gestudeerd, zesendertig boeken vertaald en werk intussen alweer dertig jaar als vertaler, redacteur en journalist. Ik weet wat het inhoudt. Zelf heb ik AI (nog?) niet in mijn arsenaal, maar studenten aan vertaalopleidingen leren ermee werken, collega’s die ik hoog heb zitten doen dat al, en vertaaltools als MemoQ zijn prima te combineren met DeepLPro. Je zou wel gek zijn om het niet een keer te proberen.

Ik ben niet zuur en ook niet naïef, wel van 1967. Het vak van vertaler is door alle ontwikkelingen in AI onherroepelijk veranderd en we zijn nog lang niet aan het eind. Ook de creatievere vertalingen zullen steeds vaker ‘Een beetje van jezelf, een beetje van AI’ worden en dat hoeft volgens mij geen probleem te zijn.

Ik maak me wel zorgen over het gedwongen gebrek aan openheid bij vertalers, over de houding van uitgeverijen en over de consequenties voor persklaarmakers en correctoren. En daarmee over de kwaliteit van boeken in het algemeen.

Boekvertalers gebruiken AI, al zullen ze dat niet snel toegeven omdat ze dan in de problemen komen met hun contractbepalingen. Alleen: ze hebben niet allemaal de tijd of de redactionele vaardigheden om van de kant-en-klaarvertaling fatsoenlijk Nederlands te maken. En hoe goed of slecht een manuscript ook is, het moet op tijd naar de drukker. Daarom wordt een kwaliteitsprobleem in mijn ervaring door de uitgeverij steeds een schutting verder gegooid tot het achter de goedkoopste eindigt. Persklaarmakers en correctoren zien zich in die gevallen geconfronteerd met een opdracht die een ingrijpende behandeling nodig heeft, maar waar ze het geldende, lage tarief voor krijgen (er is immers geen AI gebruikt). Sowieso is het dan te laat om nog veel te redden. Het boek dat uiteindelijk in de winkel ligt is misschien niet altijd slecht, maar had beter kunnen zijn.

Het kan anders.

Kranten- en tijdschriftenredacties hebben AI-richtlijnen voor journalisten, fotografen en andere makers opgesteld of zijn daarmee bezig. Die komen ongeveer hierop neer: voor koppen en om een beginnetje voor een artikel te krijgen is het toegestaan, voor hele stukken niet, en bij AI-gegenereerde afbeeldingen komt een credit waarin de herkomst wordt vermeld. Perfect? Vast niet. Waterdicht? Duh. De regels zullen zich zoals overal met de technologie mee moeten ontwikkelen en per definitie achterlopen, maar in de media is het onderwerp in ieder geval geen taboe en daardoor is er ook ruimte voor die ontwikkeling. De boekenwereld ontzegt zich die ruimte nu.

Het lijkt me een goed idee om als uitgevers, vertalers en nadrukkelijk ook persklaarmakers/correctoren met elkaar in gesprek gaan over het gebruik van AI bij boekvertalingen. Wat mag wel en wat niet, wat zijn de kwaliteitseisen waaraan een vertaling moet voldoen? Wat doen we als een persklaarmaker of corrector zich meldt omdat die klem zit in de lastige driehoek tijd-kwaliteit-eindresultaat? Moeten we, afhankelijk van het kennelijke aandeel AI, de tarieven aanpassen? Ik denk aan een lagere beloning voor AI-vertalingen waar meer aan moet gebeuren dan een normale persklaarmaakklus, te vergelijken met de percentages die vertaalbureaus inhouden op de tarieven die zij betalen wanneer een vertaling voor een bepaald percentage uit het geheugen van de vertaaltool afkomstig is. Persklaarmakers en correctoren zouden in zulke gevallen een toeslag moeten krijgen.

Wat we nu zien is dat de nieuwe technologie nog geen goede resultaten oplevert en dat het gebrek aan transparantie tot gevolg heeft dat één groep freelanceboekenmakers – persklaarmakers en correctoren – niet-collegiaal behandeld wordt.

Tijd om te praten, lijkt me.